Het buurmeisje van Simon was hard gevallen. Ze brulde dat het een lieve aard had, want het deed veel pijn. Haar moeder nam haar troostend op schoot.
Ik zag Simon er op afstand naar kijken. Ik kon zijn gezicht niet zo heel goed duiden.
Hij zag er een beetje beduusd uit vond ik uiteindelijk.
Je kunt niet zo goed aan Simon zien hoe hij zich voelt en wat hij denkt. Zijn gezichtje is vaak vlak.
Als er wat gebeurt lijkt hij geen reactie te geven.
Hij komt al helemaal niet tot handelen op zo’n moment.
Dat is voor iedereen lastig.
Voor Simon omdat hij niet goed kan laten zien wat hij denkt en voelt en nodig heeft.
Voor zijn omgeving omdat die zijn reactie niet kan peilen en hem daardoor niet kan geven wat hij nodig heeft.
Terwijl hij op dit punt juist heel veel begeleiding nodig heeft.
Ik vertelde hem waarom ze huilde en deed hem voor wat hij kon doen om haar te troosten.
Hij deed me keurig na.
En daarna deed hij iets wat me blij en trots heeft gemaakt. Ook al weet ik gerust wel dat zijn inlevingsvermogen nog maar heel gering is en dat het altijd moeilijk voor hem zal blijven.
Hij pakte een nat doekje en legde die op haar hoofdje. Op de zere plek.
Die Simon toch.